Wat wilt u drinken? Lekker poeren in je aderen…
Tips en informatie delen, zodat dingen beter, leuker en gemakkelijker kunnen worden, voor ons en voor instanties.
Dat zijn toch twee sterke zaken die we met OOR&OOG en Raakvlak willen bereiken, toch?
Ik hoop met dit verhaal daaraan iets bij te dragen. En wie weet valt er ook nog wat voor jullie te lachen.
Tekst: Theo Hendrikse
Eerst een paar feiten om in de stemming te komen.
Ziekenhuizen, ik was er alleen op bezoek geweest en oh ja, als jochie van zes voor mijn amandelen. In 2020 veranderde dat. Eind juli.
Ik had al een tijdje maagklachten, bij inspanning soms een beetje kokhalzen, beetje hijgen, te zwaar zeker, soms wat snel moe… Nou en. Toch maar eens naar de huisarts.
”Ook last van uw rechterarm misschien,” vroeg de assistente. ”Tja, een beetje,” murmelde ik. ”Oh, kom toch maar even langs. We kijken het dit weekend aan, en maandag maar terugkomen voor een hartfilmpje.” ”Een wat? Ik heb het aan mijn maag of slokdarm, niks hart…”
Dat hartfilmpje wees wel op een mogelijk verdachte situatie. Dus, nee meneer Theo, niet naar huis, maar we bellen de ambulance voor het ziekenhuis. En zo gebeurde het. Dan begint er een circus dat, zo lijkt het, buiten jou omgaat, jouw niet aangaat. Vastgesnoerd met infuus in de ambulance, brancard, want niks lopen, harthulp bij het CWZ in Nijmegen. Prikken, bloed afnemen, en steeds nadrukkelijker de vraag: “Heeft u dat u weet een hartinfarct gehad?” Ik wist van niks. Nooit pijn, nooit tegen de vlakte gegaan. “Dat kan, en komt vaker voor dat je het zelf niet weet. Atypisch klachten noemen we dat. Je hoeft ook niet knock-out te gaan of pijn te hebben. Wij denken dat u kortgeleden of langer, dat is niet te zeggen, een hartinfarct hebt gehad.” Ik was vooral verbaasd. Het circus ontvouwde zich verder. Niks naar huis, wel naar de hartbewaking.
En dan als er geen gekke dingen gebeuren, na 24 uur observatie naar zaal, een hartkatheterisatie, en in mijn geval dotteren. Twee van de drie kransslagaders waren al aardig dichtgeslibd. Dat is niet zo goed voor je weet ik nu. Dan zijn er verschillende mogelijkheden voor de medici. Operatie of dotteren, waarbij ze de slagaders met een ballonnetje, wat via de aders van de arm naar het hart gaat, je kransslagaders opblazen. Dan kan er een stent in gezet worden. Een klein dingetje, een soort buisje dat zorgt dat de ader open blijft staan. Dat is allemaal bij mij gebeurd. En zodra je bloed weer fijn door het lijf stroomt, is de maagpijn, het hijgen en de vermoeidheid weg en raas ik weer achterop de tandem als een “jonge god” door zowel het Groningse als het Brabantse land.
Nu wordt het tijd om me in dit verhaal wat meer te richten op de ziekenhuiservaringen, zeker als het gaat om de combinatie niet zien en minder horen. De term eigen regie heeft met die ervaring een nieuwe klank gekregen, een nieuwe dimensie.
Medicijnen: een zaalgenoot, die heel scherp was, ontdekte meerdere malen dat zijn medicijnen niet klopten met wat was voorgeschreven. Hier begint al het opletten. Ik kreeg een hoop verschillende pillen en vond het tamelijk ondoenlijk om bij te houden wat ik waarvoor toegestopt kreeg.
Eten: ik had verhalen gehoord van blinden die zonder veel uitleg van de ene naar de andere onderzoeksplek werden gesleept, eten wat blijkbaar voor ze werd neergezet, zodat ze fijn, soms letterlijk met de neus of handen in de boter doken. Welk eten zou waar liggen? Ik was door die verhalen over-alert. Dat was soms terecht, soms ook helemaal niet.
Inlevende zorg: mevrouw verpleegkundige Janet bij de Eerste Hart Hulp, begon bijna meteen van alles uit te leggen. Wie ze was, wat ze gingen doen. Dat was natuurlijk gebruikelijk, maar ook in wat voor ruimte we zaten, hoe ik daar direct vanuit de ambulance naar binnen was gereden. Hoe ik haar kon waarschuwen als er iets aan de hand was en hoeveel mensen er om mij heen lagen. Ik dacht bij aankomst, het lijkt wel of ik buiten zit op een soort plein. Het was warm weer dus had zomaar gekund. Helemaal mis. De dode akoestiek was van een tamelijk kleine ruimte met gordijnen die de patiënten van elkaar afscheidden. Mijn bloeddruk bleef even hoog (bovendruk 210), maar toch had ik het idee dat ik met al deze informatie meer greep op mijn situatie had.
Tijdens mijn gehele opname viel het me op dat mensen vrij snel inspeelden op niet-zien. Met soms leuke situaties. Verpleegkundige: “Ja, ik stond al een tijdje met de bloeddrukmeter bij u, maar dat zag u natuurlijk niet. De meeste mensen strekken hun armen al bereidwillig uit…” De rest van de tijd samen heeft ze heel vanzelfsprekend haar naam en het doel van haar komst verteld.
Slecht horen, dat viel blijkbaar minder op. Niet alleen in de communicatie, maar soms heel letterlijk. Een overigens vriendelijke verpleegkundige wilde elke morgen via het oor mijn temperatuur meten. De eerste keer heb ik vlak bij haar mijn hoortoestellen eruit geplukt. “Zo gaat die thermometer er tenminste in,” lachte ik. De tweede morgen heb ik iets gezegd als, weet je het nog van die oren… de derde en vierde keer heb ik har eerst laten prutsen en gegniffeld, “Dat zal zo niet lukken, weet je nog van die hoortoestellen…” De combinatie van minder horen en niet zien, en de gevolgen daarvan, die moet je heel nadrukkelijk uitleggen! Ze zijn niet zichtbaar!
In het ziekenhuis had ik met verschillende groepen te maken: zaalartsen, verpleegkundigen en wat ik maar even noem, de voedselverstrekkers. En de artsen die je onderzochten en behandelden, en een loslopende apotheker. En natuurlijk zaalgenoten. Ik wilde best weten wie ze waren en hoe het met hen ging. Maar dat was soms lastig. Sommigen waren te ziek, die waren op zichzelf. Goed te begrijpen. Het verloop was bovendien enorm groot.
Over het contact met hen en met de verzorgenden:
Ik voelde me vooral tekort schieten in het onthouden wie wie was. Diezelfde verpleegkundige heb je nu toch al een aantal keren meegemaakt, gromde ik tegen mijzelf. Daarbij vond ik het ook niet gemakkelijk om elke keer weer te moeten vragen, uh, wie was je ook weer? Een aantal mensen ging het steeds meer uit zichzelf vertellen: “Ha, goeiemorgen, ik ben Denise en ik kom u vandaag verzorgen.” Gelukkig, dat is mooi, ik weet weer wie je bent, van eerdere ontmoetingen. Soms doe je ook leuke gekke dingen. Vroeg in de morgen: “Goeiemorgen, ik ben Rinke…” dacht ik te horen. Een Friese naam die ik de afgelopen jaren nogal eens gehoord heb. Ze herhaalde de zin. Ik grabbelde naar mijn hoortoestellen. Nu zei ze? Ineens? Voor de derde keer geduldig: “Goedemorgen wat wilt u drinken?” Ha, ik wist zo gauw niet wie ze was, maar wel wat ze vroeg.
De voedselverstrekkers hadden ook de blije taak om mij de menulijst voor te mogen lezen en aan te strepen wat ik uit de vijf menu’s wilde hebben. Dat vonden ze geloof ik nog leuk ook, want we praatten meteen over de kwaliteit van het eten. Ik kreeg altijd te horen wat er waar op mijn bord lag en wat er nog meer op het volle blad te vinden was.
De behandeling van de artsen was interessant. Bij het katheteriseren heb ik een geanimeerd gesprek gevoerd met wat ze daar noemen de interventi- cardioloog die de uitslag over de staat van mijn slagaders ongeveer live doorgaf. Ik zie één slagader die aardig is dichtgeslibd, en dan is er één die een beetje zijn eigen weg heeft gevonden en eentje, die, nou die zit ook wel een beetje dicht. Maar dat moeten we maar overleggen wat ermee moet gebeuren. Bij het plaatsen van een stent lag ik er anders bij. Ik heb gevraagd of ik een stent in mijn handen kon krijgen. Wat gaat er straks in mijn lichaam om mijn aderen open te houden? Grappig zo’n dingetje in je handen dat op z’n minst, in mijn geval, het leven behoorlijk verlengt. Om mijn angst voor al het komende onbekende te maskeren, en uit echte interesse, vroeg ik verpleegkundige Merel: “Is dit nou een tweedehands dingetje?” ”Nee”, zei ze droogjes, ”Tweedehands, daar doen we hier niet aan.” Aardig om de stent even te voelen en het hielp ook hier mee om een soort greep op de situatie te houden. Anderen kunnen tijdens de operatie meekijken wat er in je lijf gebeurt. Mag je vragen aan de mensen om je heen wat zij zien? Het werd op een gegeven moment tamelijk rustig om mij heen. Zijn ze zo geconcentreerd bezig? Kan ik vragen wat zij zien? Die stilte duurde vele lange minuten. Dan wordt je ook erg op jezelf teruggeworpen en ik lag letterlijk te bibberen van bangigheid. “Als er wat is, moet u het zeggen hoor meneer”, merkte de cardioloog op die het dotteren uitvoerde. Tja, wat is er, het is gewoon nogal raar en eng om je voor te stellen dat er een draadje door je pols via je arm helemaal naar je hart gaat en daar via robottechnieken eerst een ballonnetje in je aders opblaast om ze te openen en dan dat kleine buisachtige stukje kunststof in die aderen plaatst. Pijn doet het bijna niet, dus wat is er nu helemaal aan de hand? Irrationele angst. Zou dat anders zijn geweest als je kon zien? Ik kan het niet vergelijken.
Ik bedacht van alles toen ik daar dapper ’rammelend’ bang lag te zijn. Zoals het volgende: en als ik nu helemaal doofblind zou zijn. Hoe zou ik me hieruit hebben gered? Ik dacht nog veel meer, maar dat gaat jullie niet aan.
Tot slot nog een klein succesje. De ontslagbrief. “Die geven we u mee op papier meneer…” ”Ja maar, ik wil hem graag digitaal, dan kan ik hem zelf lezen.” “Tja, dat is moeilijk, we kunnen hier officieel niet met u mailen, privacy. Maar goed, ik snap dat u het zelf wilt lezen, ik weet wel een weggetje”, zei de zaalarts. Kijk, dacht ik, regels zijn soms goed en begrijpelijk. Maar soms zijn ze ervoor om te omzeilen.
Conclusie: ik vond het best hard werken om ook met goeie medewerking van de mensen om mij heen, mij staande te houden. Geïnformeerd te blijven over wie er aan mijn bed stonden, wat er ging gebeuren, wie er op zaal lagen, hoe de behandeling zou verlopen. Of de medicijnen klopten, wie mij te eten gaf. En, nog maar eens, de combinatie niet zien en slecht horen is niet gemakkelijk over het voetlicht te krijgen. Hoe zou ik het er hebben afgebracht als ik doodziek was geweest? Of, het moet hier even vermeld, als ik mijn liefje niet elke dag een uurtje had gezien? Het was een goede leerschool om voortdurend op een besliste vriendelijke manier voor jezelf op te komen.
Ik ben heel benieuwd wat er gebeurt als je helemaal doofblind bent. Hoe ga je dan te werk? Wat is er geregeld? Hoe communiceer je met artsen en verzorgenden?
Allereerst ben ik heel benieuwd naar ervaringen van jullie. Maar, daar wil ik niet op wachten. Ik ben nogal een ongeduldig type gebleven, ook na mijn ziekenhuisgebeurtenis en dus… heb ik mij voorgenomen om later erop uit te gaan om te weten te komen wat er bijvoorbeeld met tolken geregeld is in geval van een spoedopname.